seat-dash

Seat Leon ST: In de auto

Het dashboard en de middenconsole

Klik op de grijze balken om de verklaring van de nummers te zien

overzicht

1. Elektrische ruitbediening
2. Instelling buitenspiegels

  • A; spiegel inklappen
  • B; spiegelverwarming (indien aanwezig)
  • L; afstellen spiegel bestuurderskant
  • R; afstellen spiegel bijrijderskant
  • 0; buitenspiegels kunnen niet worden afgesteld en alle functies uitgeschakeld

3. Knoppen voor verlichting en ontwasening

  • MODE ; Door te drukken op deze knop kunt u kiezen tussen A t/m G (het overeenkomstige lampje gaat branden):
  • A ; De dimlichten inschakelen.
  • B ; Automatische regeling van het dimlicht en daglicht.
  • C ; De stadslichten inschakelen. De automatische inschakeling van de rijlichten wordt geactiveerd vanaf een snelheid van ongeveer 10 km/u.
  • D ; De mistlampen in- of uitschakelen.
  • E ; Het mistachterlicht in- of uitschakelen. In het instrumentenpaneel gaat ook het controlelampje branden.
  • F ; De ontwasemingsfunctie van de voorruit in- of uitschakelen.
  • G ; De achterruitverwarming in- of uitschakelen .

4. Knipper- en grootlichthendel

  • A; Rechter knipperlicht of rechter parkeerlicht (contact uitgeschakeld).
  • B; Linker knipperlicht of linker parkeerlicht (contact uitgeschakeld).
  • C; Het grootlicht aanzetten. Het controlelampje gaat branden in het instrumentenpaneel.
  • D; Het grootlichtsignaal wordt ingeschakeld door te trekken aan de hendel. Het controlelampje gaat branden in het instrumentenpaneel.

5. Bedieningspanelen van multifunctie-stuurwiel
Het stuurwiel bevat multifunctiemodules van waaruit functies van audio, telefoon, navigatie, spraakbediening en rijhulpsystemen gecontroleerd kunnen worden zonder de aandacht van de besturing af te leiden.
6. Seat Digital Cockpit (zie Dashboard)

  • Digital Cockpit
  • Controlelampjes

7. Ruitenwisser en -sproeier

OFF
Ruitenwissers uit.
INT
Intervalwissen van de ruitenwisser of activering van de regensensor. Het intervalwissen van de ruitenwisser wordt afgestemd op de snelheid waarmee u rijdt. Hoe sneller u rijdt, hoe vaker er wordt gewist.
LOW
Langzaam wissen.
HIGH
Snel wissen.
1X
Tipwissen. Door langer te drukken op de hendel wordt het wissen versneld.
Door aan de hendel te trekken wordt het automatisch wassen van de wis-was- automaat ingeschakeld. De Climatronic schakelt de circulatie gedurende ongeveer 30 seconden in om te vermijden dat de geur van de ruitensproeiervloeistof binnendringt in het interieur.
Het intervalwissen van de achterruit wordt ingeschakeld. De achterruitwisser werkt ongeveer om de 6 seconden.
Door te blijven drukken op de hendel wordt het automatisch wissen van de achterruitwisser en -sproeier ingeschakeld.
Knop voor instelling van de duur van de wisintervallen (wagens zonder sensor voor regen- en lichtherkenning) of de gevoeligheid van de regensensor.

8. Infotainmentsysteem

  • Navigatie
  • Radio & Multimedia: Mediafunctie
  • Telefoon: Telefooninterface
  • Full Link: Smartphone link, waaronder Apple CarPlay, Android Auto ed.
  • Instellingen: Instellingen infotainment systeem
  • Wagen: Hulpsystemen en instellingen van de wagen
  • Gegevens: Informatie over de wagen
  • Airconditioning: Verwarming, ventilatie en koeling
  • Klank
  • Gebruikers
  • Store
  • Juridische aspecten
  • Help

9. Hendel voor het openen van de motorkap

Ontgrendelingshendel in de voetenruimte van de bestuurder.

10. Zekeringen

In het dashboard aan bestuurderszijde: deksel van de zekeringenhouder.

In de motorruimte: deksel van de zekeringenhouder.
11. Het stuurwiel verstellen
12. Stuur met airbag en tiptronic
13. Alarmlichten

Schakelaar voor alarmlichten.
14. Stopknop

Het contact inschakelen of uitschakelen
15. Auto Hold

De Auto Hold-functie houdt de wagen tegen na stilstand en verhindert dat hij in beweging komt zonder dat het rempedaal hoeft te worden ingetrapt.Wanneer de Auto Hold-functie actief is, gaat het controlelampje groen branden in het instrumentenpaneel. Het controlelampje in de toets blijft branden zolang de Auto Hold-functie ingeschakeld is.
16. Elektrische parkeerrem

De elektronische parkeerrem kan wanneer de wagen stilstaat altijd worden ingeschakeld, ook wanneer het contact is uitgeschakeld. Schakel ze altijd in wanneer u de wagen verlaat of parkeert.
De parkeerrem is ingeschakeld wanneer het rode controlelampje op het instrumentenpaneel en het controlelampje van de toets oplichten.
17. Centrale vergrendeling

digitale dashboard

Instrumentenpaneel dashboard

1. Controle- en waarschuwingslampjes
2. Toerenteller
3. Ingeschakelde versnelling
4. Aanduidingen op het scherm, waaronder;

  • Geopende portieren, motorkap en achterklep
  • Aanwijzingen van de radio en het navigatie- systeem
  • Buitentemperatuur
  • Aanbevolen versnelling
  • Snelheidswaarschuwing
  • Tekens herkend door het systeem van verkeerstekenherkenning en waarschuwing dat de maximaal toegestane snelheid is overschreden
  • Aanwijzingen van de bestuurdershulpsystemen
  • En meer…

5. Snelheidsmeter
6. Digitale indicatie van de snelheid
7. Informatieprofielen

  • Links wordt informatie getoond over: wagenstatus, rijgegevens en hulpsystemen.
  • Rechts wordt informatie getoond over: audio, telefoon, kompas, navigatiemanoeuvres en G-krachtmeter.

 

 

waarschuwings- en controlelampjes

Waarschuwings- en controlelampjes
De waarschuwings- en controlelampjes geven bepaalde functies dan wel storingen aan.

Als er tijdens het rijden een rood lampje gaat branden betekent dat niet verder moet rijden. Zet de auto op een veilige plek langs de kant van de weg, zet de motor uit en waarschuw je garage of de wegenwacht. [betekenis symbool: geen oliedruk]
Als er tijdens het rijden een geel lampje gaat branden kun je verder rijden (evt. met aangepaste snelheid) om je rit af te maken, maar na de rit contact op te nemen met de garage. [betekenis symbool: storing motormanagementsysteem]
Groene lampjes geven aan dat onderdelen van de verlichting aanstaan of dat een systeem naar behoren werkt. [betekenis symbool: stadslichten staan aan]
Blauw lampje betekent dat het grote licht aanstaat. [betekenis symbool: groot-licht staat aan]

Controle werking lampjes
De diverse functies die door de controlelampjes worden weergegeven (olie, koelvloeistof enz.) kunnen gecontroleerd worden door te scrollen door het menu. Verder worden symbolen aangegeven als er functies worden geactiveerd of als er iets niet in orde is. Het algemene waarschuwingslampje wordt in het rood dan wel geel weergegeven al naar gelang de aard van het probleem.

De waarschuwings- en controlelampjes worden weergegeven op het digitale dashboard:

Niet van alle lampjes wordt een uitleg weergegeven. Is ook niet nodig. De meest algemene en degene waar je het meest mee te maken kan krijgen worden behandeld (straks met je eigen auto ga je, als het goed is, toch het instructieboekje van je eigen auto eerst doornemen). Voor de liefhebber staat onderaan een link om alle lampjes te bekijken.

Voor alle rode lampjes geldt: NIET VERDER RIJDEN!
Centrale waarschuwingslamp met prioriteit 1 (brandt rood). Auto veilig langs de kant en niet meer verder rijden. ANWB of garage bellen.
Het symbool knippert of gaat branden (deels vergezeld van akoestische waarschuwingen). Controleer de defecte functie en elimineer de oorzaak. Neem zo nodig contact op met garage.
De veiligheidsgordel omdoen
De bestuurder of een passagier heeft de veiligheidsgordel niet om.
Elektronische parkeerrem ingeschakeld
Schakel deze altijd in wanneer je de wagen verlaat of parkeert.

  • Storing in het remsysteem
  • Laag remvloeistofpeil
  • Laat het remsysteem door een gespecialiseerde werkplaats controleren.
  • Controleer het remvloeistofpeil. Indien het remvloeistofpeil te laag is, roep dan de hulp in van garage.

  • Lampje knippert rood → Storing in het koelsysteem van de motor.
  • Lampje brandt rood → Motorkoelvloeistof niet in orde .
  • Laat het koelvloeistofsysteem door garage controleren.
  • De temperatuur van de motorkoelvloeistof is te hoog of het peil van de motorkoelvloeistof is te laag:
  • Zet de motor uit en laat hem afkoelen → Het koelvloeistofsysteem is een afgesloten systeem wat onder druk staat. Draai daarom nooit de dop van het reservoir los bij een oververhitte motor. De hete vloeistof/stoom kan voor ernstige brandwonden zorgen.
  • Controleer het peil van de koelvloeistof in het expansiereservoir. Bijvullen tot maximum.

  • Lampje knippert rood + 3 waarschuwingssignalen → Motoroliepeil niet in orde.
  • Lampje knippert rood ondanks peil in orde
  • Motor afzetten en het oliepeil controleren. Zo nodig olie bijvullen
  • Motor afzetten (dus ook niet stationair laten draaien). Roep hulp in van ANWB of garage.
Storing in stuurinrichting
Er is een storing in de elektromechanische stuurinrichting. Roep hulp in van garage. Wagen niet slepen op eigen wielen.

  • Storing in dynamo
  • Storing in 12-volt accu
  • De accu wordt niet langer opgeladen met dynamo. Roep hulp in van ANWB of garage. Omdat accu ontlaadt, alle niet noodzakelijke elektrische apparatuur uitschakelen.
  • Storing in de elektrische 12 volt installatie. Schakel contact en de niet-essentiële stroomverbruikers uit. Roep hulp in van ANWB of garage om elektrische systeem na te laten kijken.

Centrale waarschuwingslamp met prioriteit 2 (brandt geel). Er kan nog korte tijd (afhankelijk van lampje) doorgereden worden.
Het symbool knippert of gaat branden (deels vergezeld van akoestische waarschuwingen). Storingen en gebrek aan bedrijfsvloeistoffen kunnen schade aan de auto en panne veroorzaken. Controleer zo snel mogelijk de gebrekkige functie. Neem zo nodig contact op met garage.
Storing in het systeem van airbags of gordelspanners
Storing in het systeem van airbags en gordelspanners. Laat het systeem zo snel mogelijk door de garage controleren.
Storing in elektronische parkeerrem
Laat het systeem zo snel mogelijk door de garage controleren.
De remblokken controleren
De voorste remblokken zijn versleten. Ga naar de garage en laat alle remblokken nakijken en zo nodig vervangen.

  • Brandt: storing in de elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
  • Knippert: Regeling door elektronische stabiliseringscontrole (ESC) of tractiecontrole (TCS
  • Brandt: Er is een fout of storing. Schakel het contact uit en weer in. Leg indien nodig een kort traject af met 15-20 km/u. Als het controlelampje blijft branden, neem dan contact op met de garage
  • Knippert: Knipperen betekent dat het ESC of TCS systeem in werking is gezet.
    ESC en TSC is een veiligheidssysteem dat op steeds meer auto’s wordt toegepast en betrekking heeft op het vermogen dat de wielen kunnen overbrengen op het asfalt. Het is een systeem dat dient ter voorkoming dat de aangedreven wielen zullen doorslippen op het wegdek. Dit zou kunnen gebeuren op een glad wegdek (bijvoorbeeld bij winterse omstandigheden) of door te veel gas geven. Als je wielen zouden doorslippen, dus heel hard ronddraaien zonder dat je grip op de weg hebt, dan ben je de controle over je auto kwijt. Hierdoor kunnen er uiteraard ongelukken ontstaan want je bent in dat geval een passagier in je eigen auto.
Storing in het ABS
Neem contact op met de garage. De remmen van de wagen blijven werken zonder ABS.
Storing in verlichting van de wagen
De buitenverlichting is volledig of gedeeltelijk defect.
Storing in het uitlaatgascontrolesysteem
Snelheid minderen en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Seat garage rijden en de motor laten controleren.
Roetfilter verstopt
Het roetfilter filtert vrijwel alle roetdeeltjes uit de uitlaatgassen uit. Tijdens normaal rijden wordt het filter vanzelf gereinigd. Indien het filter niet vanzelf wordt gereinigd (bijv. er worden voortdurend korte trajecten afgelegd), raakt het verstopt met roet. Contact opnemen met garage.
Brandstoftank bijna leeg
Ehh, tanken! Maar even zonder gekkigheid: rijd nooit de tank helemaal leeg.

Als de brandstoftoevoer onregelmatig is, kan dit het verbrandingsproces verstoren en niet verbrande brandstof kan in het uitlaatsysteem terechtkomen. De katalysator en het roetfilter kunnen hierdoor beschadigd worden!
Motoroliepeil
Controleer zo snel mogelijk het motoroliepeil. Vul bij de eerstvolgende gelegenheid olie bij.

  • Storing in de bandencontrole
  • Bandenspanning laag. NIET VERDER RIJDEN!
  • Storing in de bandencontrole
  • Gevolgen van te lage bandenspanning:
  • Je verbruikt 2% meer brandstof
  • Je hebt minder grip en dus een langere remweg
  • Je banden maken 1 tot 2 decibel meer geluid
  • Je banden slijten sneller waardoor je ze eerder moet vervangen
  • Je hebt veel meer kans op een klapband